Artikelen

Natuurbegraven op landgoederen: trend en noodzaak

Hoewel er al duizenden jaren in de natuur wordt begraven, kregen de meeste mensen in Nederland tot in deze eeuw hun laatste rustplaats op openbare, gereguleerde begraafplaatsen. Pas sinds iets meer dan een decennium kennen we weer natuurbegraafplaatsen.

Tot 2011 was begraven in Nederland buiten de officiële gemeentelijke en bijzondere begraafplaatsen slechts beperkt mogelijk. In dat jaar liet de overheid haar regelzucht inzake begraven enigszins los. De Wet op de lijkbezorging staat begraven in een mand of in een doek toe, evenals het begraven op publieke plaatsen in de natuur. Het aantal natuurbegravingen is nog niet groot. In 2016 zijn bijvoorbeeld ruim 600 mensen op een natuurbegraafplaats begraven, terwijl er in dat jaar meer dan 55.000 mensen op een van de 4100 gewone begraafplaatsen ter aarde werden besteld. In 2020 was het aantal natuurbegravingen al opgelopen tot 1572 – meer dan een verdubbeling dus –, maar dat was nog geen procent van alle begravingen en crematies samen. Van de veertig natuurbegraafplaatsen die Nederland inmiddels telt, ligt ruim een kwart op een landgoed. Die begraafplaatsen voldoen aan een behoefte. Er zullen financiële en klimatologische overwegingen spelen. Zo draagt cremeren bij aan CO2-uitstoot. Belangrijker is dat je op de plek waar je bij leven graag kwam, ook je laatste rustplaats kunt krijgen.

Trend en noodzaak

Begraven op landgoederen is een trend en een noodzaak. Particuliere en institutionele landgoedeigenaren doen er alles aan om hun bezit financieel gezond te houden. Ze verhuren panden, organiseren landgoedfairs – en sommige eigenaren stellen hun landgoed nu dus ook open om er te laten begraven. Een graf op een natuurbegraafplaats op een landgoed kost eenmalig tussen de 3500 en 9000 euro. De kosten zijn afhankelijk van de grootte en van de duur: voor vijftig jaar of voor eeuwig. Dat is duurder dan op een algemene begraafplaats, maar er zijn geen (jaarlijkse) onderhoudskosten. Bovendien gaat een deel van het bedrag naar het behoud van het landgoed. Steeds meer landgoederen worden opengesteld voor natuurbegraven. Het Twentse landgoed Christinalust tussen Hengelo en Enschede bijvoorbeeld, dat al eeuwenlang in de families Van Heek en Jordaan is. Met de komst van de begraafplaats is Christinalust voor het eerst in de geschiedenis ‘open’ voor publiek – om te begraven of om het graf van een dierbare te bezoeken. Een ander voorbeeld is de natuurbegraafplaats Hillig Meer, die deel uitmaakt van Landgoed Heidehof op de Drentse Hondsrug. De landgoedbegraafplaats dateert van 2013, maar ter plekke werd al duizenden jaren eerder in de natuur begraven. In grafheuvels op het landgoed zijn vijfduizend jaar oude stoffelijke resten van een moeder en een kind gevonden. Op de Utrechtse Heuvelrug zal het in de nabije toekomst mogelijk zijn een laatste rustplaats te kiezen op Landgoed Prattenburg, dat sinds de zeventiende eeuw bezit is van de familie Van Asch van Wijck. Het familiegraf op het landgoed zal ongetwijfeld hebben bijgedragen aan het idee hier eeuwige rust aan anderen te bieden.

De oudste familiebegraafplaatsen op landgoederen werden in de achttiende eeuw gesticht. Dit grafmonument voor Augustinus van Valkenstijn en zijn vrouw Louise Aubry d’Arancey op landgoed Valkenstijn in Assen dateert uit de late negentiende eeuw. Foto Ronn Boef

Boomschijven en urnen

In 2019 werd het mogelijk te begraven op het Gelderse Landgoed Mookerheide, dat eigendom is van Natuurmonumenten. Tot het terrein vol is – dat wil zeggen tot de allerlaatste begraving – dragen de natuurbeheerders van Natuurbegraven Nederland zorg voor het gebied en de graven. Een graf op Mookerheide is voor altijd; de grafrechten worden in één keer voldaan en eeuwige grafrust aan de bosrand of op de open heide is gegarandeerd. Van de opbrengst van iedere gereserveerde plek gaat een bedrag naar natuurbehoud. Bij de graven op Mookerheide staat een eenvoudig houten gedenkteken: een boomschijf met een inscriptie. Landgoed Westerflier in het Overijsselse Diepenheim heeft een lange geschiedenis. Al in 1046 werd het als ‘Westerfle’ genoemd in een schenkingsakte. In de zeventiende en vroege achttiende eeuw was Westerflier eigendom van de familie Van Hövell tot Westerflier. Vervolgens kregen de houthandelaren Van der Sluys het landgoed in bezit. Zij verkochten het in 1854 aan Rutger Jan Schimmelpenninck. Tot op heden is Westerflier bezit van de familie Schimmelpenninck. Onder de loofbomen op dit particuliere landgoed liggen alleen urnen. Hierdoor oogt het terrein niet als begraafplaats, maar als natuur. Oud loofbos, glooiende weilanden en het stroomgebied van het riviertje de Regge zorgen voor een afwisselend landschap.

Bos van de heilige geest

Landgoed Baest in de gemeente Oirschot vormt met hoofdhuis, bijgebouwen, bos, weiden en waterpartijen een idyllisch geheel. Jan-Hein van de Mortel was vanaf 1962 eigenaar van het landgoed dat al 250 jaar in de familie is. Tien jaar voor zijn overlijden in 2018, droeg hij het landgoed over aan de zelfstandige Stichting Landgoed Baest. Het onderhoud van Baest was en is kostbaar. Een toekomstvisie liet zien dat er meer economische dragers nodig waren om de inkomsten te vergroten en de kosten dekkend te houden. Panden op het landgoed waren al verhuurd, maar dat was niet voldoende om de toekomst te garanderen. Wat paste hier beter dan een natuurbegraafplaats?

Roderick van de Mortel, voorzitter van de land- goedstichting, vertelt dat het lang duurde voor- dat de begraafplaats er was. ‘Voor zover ik weet waren wij in 2014 de eerste natuurbegraafplaats in Brabant. Dat vergde heel wat uitzoekwerk, we waren immers pioniers. Maar toen lag er ook een convenant met vijf partijen: gemeente, provincie, Rijk, waterschap en Brabants Landschap.’ De locatie van natuurbegraafplaats Bos van de heilige Geest op De Baest is uitermate geschikt, vooral vanwege de ‘gunstige waterstand’. Een van de wettelijke voorwaarden waaraan een natuurgraf moet voldoen, is dat het graf minimaal anderhalve meter boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand per jaar moet liggen. Ook aan ecologische voorwaarden houdt Baest zich. Van de Mortel: ‘Op Baest gebruiken we alleen natuurlijk afbreekbaar materiaal. Dat geldt ook voor het “omhulsel” van de overledene en voor de “meegiften”. We houden rekening met de afstand tot belangrijke boomwortels, bijzondere planten en dieren die hier leven.
Rondom een graf trekken we een cirkel met een doorsnee van 12 meter. Pas buiten die cirkel kan weer een nieuwe begraving plaatsvinden.’ Het landgoed is een plek van rust, stilte en contemplatie. Het ontstond in de twaalfde eeuw als onderdeel van de abdij van Berne en werd later uitgebreid door de abdij van Tongerlo. Van de Mortel: ‘Sinds de middeleeuwen was Baest het centrum van kloosterleven, en men zegt dat in het Bos van de Heilige Geest de mystieke kracht nog altijd voelbaar is. Dit was dus dé plek om in de eeuwigheid terug te keren. “Ashes to ashes”, zouden de Engelsen zeggen. We garanderen eeuwige rust, maar bezien wel of er na vijftig jaar opnieuw een begraving kan plaatsvinden tussen de reeds aanwezige graven, maar nooit op dezelfde plek.’ ‘Alles is milieuvriendelijk, de graven zijn met de hand gedolven. De kist wordt met paard-en- wagen vervoerd – met kar-en-knol – of gedragen. Na de begraving wordt de bodem hersteld naar het oorspronkelijke bodemprofiel en daarna worden takken, bladeren, mos en begroeiing teruggelegd, zodat niet meer te zien is dat er een graf is. In Baest is ervoor gekozen geen tekens of kruisjes te plaatsen. Knuffels of foto’s zijn ook niet toegestaan: Baest moet een natuurlijk geheel blijven. Met behulp van coördinaten van het Rijksdriehoekstelsel kunnen nabestaanden de plek van het graf bepalen. Daar helpen we graag bij mee.’ Op Baest is iedereen welkom. ‘Of je nu uit Amsterdam of Middelburg komt, de natuur maakt geen onderscheid. Op deze bijzondere plek in Nederland kom je echt tot rust’, benadrukt Van de Mortel. ‘Deze tijd vraagt duurzame instandhoudingsdoelen en net als andere natuurbegraafplaatsen op landgoederen spelen wij op Baest daarop in.’

Op Landgoed Baest worden overledenen op een kar naar hun laatste rustplaats gebracht. Foto Ron Hermans

Natuurgraven of zonnepanelen

Het lukt niet altijd een begraafplaats te exploiteren op een landgoed. Rutger van Basten Batenburg vertelt over zijn pogingen om een natuurbegraafplaats aan te leggen op De Batenborgh, een landgoed tussen Winterswijk en Groenlo waarvan de geschiedenis zeker tot 1478 teruggaat en dat al zeventien generaties lang in handen van zijn familie is. Hij is voorzitter van het bestuur van de Stichting Vicarie Sancti Nicolai van 27 oktober 1501, de eigenaar van het landgoed. Het huis op De Batenborgh is in de Tachtigjarige Oorlog verwoest en niet meer opgebouwd. Van Basten Batenburg: ‘Er zullen nog heel wat botten van soldaten uit de verschillende huurlingenlegers in de grond terug te vinden zijn.’ Ooit dacht ook hij na over een natuurbegraafplaats.

‘Een landgoed heeft inkomsten nodig en alleen de agrarische economie inclusief de verdiensten uit jacht en pacht levert onvoldoende op. Ongeveer vijftien jaar geleden kozen we in onze landgoedvisie voor spreiding van economische dragers. Opties waren recreatievoorzieningen, bedrijvigheid en dienstverlening, natuurbegraafplaatsen en duurzame energie. De laatste twee mogelijkheden pasten goed bij ons adagium dat de vicarie indertijd “voor de eeuwigheid” werd gesticht.’ Helaas gaf de gemeente Winterswijk geen toestemming. ‘Althans hooguit voor een paar graven per hectare, terwijl drie- tot vierhonderd graven per hectare in het bos voor ons pas financieel interessant zouden zijn. De gemeente week af van het provinciale beleid en had zelf de ambitie een natuurbegraafplaats in de buurt te stichten. Dat gold ook voor Natuurmonumenten. De (semi)overheid en terreinbeherende organisaties concurreerden zo met behulp van overheidssubsidie met particuliere organisaties, in dit geval met De Batenborgh. Wij werden benadeeld, er was geen gelijk speelveld. Daarom hebben we van de natuurbegraafplaats afgezien.’ Nog steeds is een stuk bosperceel geschikt als natuurbegraafplaats, maar de plannen daarvoor zijn in de ijskast gezet. ‘Wanneer de overheid landgoederen wil behouden, moet ze meer flexibel zijn naar de eigenaren. Op De Batenborgh is nu gekozen voor groene energie’, aldus Van Basten Batenburg. ‘Het landgoed kon de gemeente Winterswijk zo helpen haar ambitie te verwezenlijken in 2030 energieneutraal te zijn. In haar beleids- en regelgevend kader was de gemeente vooruitstrevend, waardoor het besluitvormingsproces relatief snel verliep.’
Sinds juni 2021 liggen er 23.000 zonnepanelen die stroom produceren voor 2000 huishoudens. Het zonnepark is landschappelijk ingebed. De panelen zijn niet hoger dan anderhalve meter en afgeschermd met houtsingels. Inmiddels realiseert Rutger van Basten Batenburg zich dat het verdienmodel van een zonnepark een stuk aantrekkelijker is dan dat van een natuurbegraafplaats. ‘Een begraaf­plaats heeft een langzamer ingroeimodel, de kosten gedurende vele jaren hoger dan de inkomsten – er zijn veel graven nodig.’ Landgoederen met natuurbegraafplaatsen hebben brede aandacht voor de natuur. Hier vinden we geen intensieve melkveehouderij meer. Toch moeten ze zien te overleven. Dit geldt ook voor De Batenborgh, dat is aangewezen op eenentwintigste-eeuwse financiering. Behalve op de oude agrarische pijlers draait het landgoed op een effectenportefeuille en groene energie.

Het bestuur van de Stichting Vicarie Sancti Nicolai koos op landgoed De Batenborgh voor een zonnepark. Foto Stichting Vicarie Sancti Nicolai, Winterswijk

Ingrid D. Jacobs is cultuurhistorisch onderzoeker en auteur

Praktische informatie
Een overzicht van natuurbegraafplaatsen in Nederland biedt de website allenatuurbegraafplaatsen.nl. De landgoederen Baest en De Batenborgh hebben een eigen website, zie: landgoedbaest.nl en debatenborgh.nl.