Artikelen

Zeumeren en aardappels schillen op Hoensbroek

Kasteel Hoensbroek was een van de kastelen die in de oorlogsjaren als wees- en voogdijhuis dienden. Gerda van Hoorn-Otto uit Den Haag bracht een deel van de oorlog op dit Limburgse kasteel door. Ze was tien toen ze in januari 1943 met haar zusje Miesje werd opgehaald uit het Schippersinternaat in Amstelveen. Wat weet ze nog over haar kasteeljaren?
‘Op een goeie dag kwamen er twee nonnen naar binnen met een koffertje, een klein koffertje, we hadden niet zo veel natuurlijk. En toen werden we meegenomen’, herinnert Gerda zich over haar vertrek uit het internaat. Samen met 32 nonnen en ongeveer 160 kinderen (zowel jongens als meisjes) uit het katholieke weeshuis Meerzicht in Velsen kwamen haar zusje en zij terecht op kasteel Hoensbroek. De weeskinderen moesten worden geëvacueerd omdat het weeshuis werd gevorderd in verband met de aanleg van de Atlantikwall. Enkele voogdijkinderen uit arme gezinnen werden aan de groep toegevoegd, zo ook Gerda en Miesje.

Streng regime

Vlak voor de oorlog was het Rijksbureau voor de monumentenzorg begonnen met een grondige restauratie van kasteel Hoensbroek. Het kasteel stond leeg en was eigendom van een katholieke zustercongregatie die zich richtte op het opvoeden van kinderen. Voor de opvang van de Noord-Hollandsejongens en meisjes was het makkelijk geschikt te maken.
De grote zalen met enorme openhaarden werden omgebouwd tot slaapzalen. In elke zaal kwamen ongeveer dertig bedjes voor de kinderen te staan en één bed voor een non, afgeschermd door een gordijn. Het naaiatelier van de nonnen, waarin de oudere meisjes werkten, kreeg een plaats in ‘de braskamer der oude ridders’, zo vermeldt een kroniek van de zusters uit de oorlogsperiode. De ruimte die, aldus dezelfde kroniek, ooit als ‘danszaal van de graaflijke familie’ had gediend, ‘was prachtig voor refter en woonkamer van de zusters’. Bij aankomst op Hoensbroek werden Gerda en Miesje direct uit elkaar geplaatst. ‘Mijn kleine zusje ging naar de kleine afdeling’, weet Gerda van Hoorn nog. ‘Ik kwam bij de grootsten terecht en ik kreeg nummer 55, dat vergeet je ook nooit, dus dat nummer naaide ik in mijn kleding.’
Het regime binnen de kasteelmuren was streng. De kinderen moesten meerdere keren per dag bidden in de kapel van het kasteel. ‘Elke ochtend gingen we eerst naar de kapel, maar het was zo koud in dat kapelletje! Hierna moesten we terug naar onze zaal en dan kreeg iedereen een boterham met uitgedroogde stroop, maar wat was je daar blij mee!’
Vervolgens gingen de kinderen in een lange rij, op klompen, naar de katholieke school in het dorp.
Bij thuiskomst in de middag lagen de aardappelen op ze te wachten om geschild te worden. Als Gerda te dik schilde, kreeg ze als straf nog een extra emmer met aardappelen. Voor de zusters was het koken voor zo’n tweehonderd mensen een ingewikkelde zaak, met slechts twee kleine fornuizen in de kelder van het kasteel.
Bedplassen was het ergste wat de kinderen kon overkomen. Dan wachtte een ijskoud bad in de koude kelders van het kasteel. Pyjama’s waren er niet. De kinderen sliepen in een hemdje en een onderbroek. Onderbroeken werden door de oudere meisjes gemaakt van oude meelzakken. Alleen op vrijdag kregen de kinderen een verschoning. In de vroege avond moesten de meisjes hun eigen sokken, truien en rokken breien. Er was geen verwarming en de openhaarden werden niet gebruikt, dus het was altijd koud in het kasteel.

Zeumeren

Gelukkig waren er ook fijne herinneringen aan het verblijf op Hoensbroek. In de nazomer mochten de meisjes appels plukken bij de boer. Zeumeren noemden ze dat. Op klompen liepen ze dan met bolderkarren in lange rijen naar de boomgaard, waar ze al het gevallen fruit (appels maar ook pruimen) mochten rapen. Het was verboden om aan de bomen te komen, zelf te plukken of van het fruit te eten. De boerin zorgde voor water met ranja, iets wat de meisjes nooit kregen bij de nonnen. Met volle bolderkarren ging de hele stoet weer terug naar het kasteel, waar iedereen vervolgens buiten aan lange tafels moest helpen schillen. ‘De nonnen kookten er een vruchtensoep van en dat was zo ontiegelijk lekker!’ De kinderen waren gewendaan slechts een droge boterham maar kregen nu zelfs een tweede bord van de warme vruchtensoep – want er was meer dan genoeg –, wat voor sommigen uitmondde in hevige maagkrampen. Bijzondere herinneringen heeft Gerda ook aan de kerstdagen, aan Sinterklaas en Pasen. ‘We deden dan spelletjes op de binnenplaats en als er een groot feest was, dan liepen wij, al die kinderen, op de binnenplaats en dan zagen we boven de keuken de nonnen dansen met die paters! En lol dat ze hadden!’

Amerikanen en NSB'ers

Herinneringen aan de oorlog op Hoensbroek heeft Gerda eigenlijk niet. ‘Alleen van die Amerikanen weet ik het nog, en o dat was geweldig.’ Amerikaanse soldaten kwamen in september 1944 op het kasteel om de Bevrijding te vieren met de kinderen en de nonnen. ‘We moesten het Amerikaanse volkslied leren en ik weet nog dat ik een reidansje voor ze heb gedaan, met zo’n mutsje op. De allerkleinsten werden door de nonnen in een Volendammer kostuum gehesen en mijn zusje Miesje werd door een soldaat Thompson op de arm genomen.’ Voor de Amerikanen organiseerden de nonnen bonte avonden. De meisjes waren getooid met oranje strikken in het haar en zongen met de andere kinderen en de zusters het Wilhelmus. Er werden toneelstukjes opgevoerd en er werd gedanst. Direct na de bevrijding van Zuid-Limburg werden zeshonderd NSB’ers opgesloten in de bijgebouwen van het kasteel. ‘Die hadden zo’n vreselijke honger!
Wij zaten daar aan tafels appelen te schillen, en dan staken ze die handen door dat gaas heen […]. Ik weet wel dat ik naar die gasten appelschillen heb gegooid, want ze riepen alsmaar “honger, honger, honger”, en dat ik toen ook weer op m’n donder heb gekregen, want dat zag een non natuurlijk. En dan moest ik voor straf weer aardappelen schillen.’
Wat dat betreft veranderde er voor Gerda met de Bevrijding dus niet veel.

Sietske Annevelink-Schurer studeert algemene cultuurwetenschappen en werkt als vrijwilliger mee in het projectteam ‘Oorlog in Arcadië’ (onder leiding van Elyze Storms-Smeets). Voor meer informatie, zie oorloginarcadië.nl.

Gerda en Miesje Otto in 1943, in door de oudere meisjes vervaardigde matrozenpakjes. Foto Kasteel Hoensbroek