In de ogen van velen staan historische landgoederen in onze tijd voor waarden als traditie en behoud – daarnaast zouden ze conserverend en statisch zijn. Zelfs als dit beeld bij menigeen bestaat, dan hoeft de praktijk daar niet mee in overeenstemming te zijn. En dat is vaak niet het geval, zo blijkt uit het onlangs verschenen boek van de Vlaamse onderzoekers Steven Heyde en Sylvie Van Damme, redacteuren van de uitgave en beiden verbonden aan de Hogeschool Gent.
Het bijzondere aan hun boek is dat daarin niet zozeer de geschiedenis van landgoederen in Europa centraal staat, maar hun toekomst. Die ligt volgens Heyde en Van Damme in het landschap, vandaar de titel van hun boek: The future of estate landscapes in Europe. Deze visie getuigt van ambitie, en dat is op zich niet verkeerd.
Dat de uitgave in het Engels is, spreekt in dat opzicht boekdelen. Innovatie, vernieuwing en aanpassing zijn sleutelbegrippen in deze studie, toegepast op de velden erfgoed, natuurbeheer, voedselproductie, sociale inclusiviteit, duurzaam toerisme, klimaatverandering en groene energie. Het is een verkennende studie, waarin negen casussen uitgebreid aan de orde komen. Voor alle negen berust het auteurschap bij Steven Heyde, slechts in een geval deelt hij dat met een ander (Stefanie Delarue). Het woord ‘Europa’ in de titel moet hier gelezen worden als West-Europa, want de casussen betreffen landgoederen in België (twee), Nederland (drie), Denemarken (drie) en het Verenigd Koninkrijk (één). Deze aantallen mogen misschien de indruk wekken dat de Lage Landen vooroplopen als het gaat om het innovatie en vernieuwing, maar niets is minder waar. Alle gekozen casussen laten namelijk zien waar kansen liggen, waar die inmiddels zijn gegrepen en hoe leerzaam ze wel niet zijn voor andere landgoederen. Zoals in nagenoeg ieder standaardwerk over kasteel, buitenplaats en landgoed de zon op locatie schijnt, blijft de toonzetting hier altijd positief. De auctor intellectualis van dit boek is zonder twijfel Steven Heyde. Hij werkte samen, zo blijkt uit de introducties van de drie delen, met nog enkele andere Vlaamse onderzoekers. Voor hij echt start met zijn case studies laat hij zich lanceren door liefst twee voorwoorden: een van de hand van collega Sylvie Van Damme, die met name het ontwerp-concept vanuit de landschapsarchitectuur benadrukt, terwijl het andere, geschreven door René Dessing – kunsthistoricus, voorzitter van sKBL en directeur van de Stichting Erfgoed Landfort – de monumentale waarde van Europese kastelen en landgoederen belicht. De lezer van Het Buiten zal vooral nieuwsgierig zijn de landgoederen die Heyde uitkoos in Nederland. Ooit waren deze in eigendom van voorname, rijke en deftige families. Et maintenant?
Geen van de drie Nederlandse good practices staat in de eerste afdeling van het boek, getiteld ‘Estate management in the 21th century’. Het Brabantse landgoed Schijf (315 ha), met jachthuis, wordt behandeld in het tweede deel, ‘Public policy and historic estates: an historical bond’. De Groninger Fraeylemaborg (23 ha), met historisch huis en het Overijssels landgoed Het Lankheet (geen historisch huis) vinden we terug in de derde afdeling: ‘The strategic role of design’, respectievelijk als voorbeelden van sociale inclusiviteit en rurale innovatie.
Dit boek sluit zeker ook aan op een trend die zich al enige tijd internationaal manifesteert: landgoederen in een vergelijkend perspectief plaatsen, opdat er met meer creativiteit en durf over hun toekomstige uitdagingen kan worden nagedacht gedebatteerd.
Yme Kuiper
Steven Heyde en Sylvie Van Damme, The future of estate landscapes in Europe.
Gent: Blauwdruk Publishers, 2022, 160 p., ill.