Een vuistdikke en goed leesbare publicatie, aantrekkelijk vormgegeven en voorzien van een grote hoeveelheid aansprekende oude en nieuwe beelden, zie hier het boek Den Aalshorst. Levensverhaal van een landgoed, dat historicus Jan ten Hove in opdracht van landgoed Den Aalshorst B.V. schreef. Het is een recente toevoeging aan de snelgroeiende collectie van buitenplaats- en landgoedbiografieën (zie ook de bespreking van Dekema State). Aanleiding voor de verschijning in 2020 vormde het driehonderdjarig bestaan van huis Den Aalshorst te Dalfsen. Ten Hove graaft echter verder dan het huis of deze jubileumperiode. Hij heeft zichzelf als doel gesteld om het levensverhaal van het landgoed in samenhang met de geschiedenis van de regio te vertellen en daarbij aandacht te schenken aan verschillende tijdslagen uit de historie, van de vroege ontstaansgeschiedenis tot en met de huidige tijd.
Daarmee positioneert Ten Hove Den Aalshorst als een levend geschiedenisboek. Behalve door de gangbare eigendoms- en bouwgeschiedenis laat hij zich leiden door ruimtelijk landschappelijke vragen om zo de invloed van generaties eigenaren op het landgoed en omliggende landschap te achterhalen. Deze aanpak resulteert in een vertrouwde chronologische opbouw, met daarbij de nodige aandacht voor de verschijningsvorm van huis en park, aangevuld met enkele uitstapjes in de omgeving.
De historie van Den Aalshorst leent zich goed voor deze aanpak. Ten Hove voert de lezer langs de wereld van de buitenplaatsen en landgoederen op het platteland rondZwolle – om zich vervolgens te verdiepen in Den Aalshorst en zijn twee beeldbepalende families: de Vriesens, die tussen circa 1640 en 1807 het landgoed bezaten, en de Van Dedems, wier invloedsfeer in 1823 aanvangt nadat het echtpaar Louis Rhijnvis Feith en Johanna Theodora van Dedem Den Aalshorst aankoopt. Het boek steunt op een aanzienlijke hoeveelheid archiefmateriaal, waarmee Ten Hove de levens van de opeenvolgende generaties (inclusief de huidige) op Den Aalshorst weet te reconstrueren. Daarmee verschuift wel het accent van het door hem beoogde ruimtelijke perspectief naar een meer sociaal-culturele beschrijving, met veel aandacht voor de levensstijl behorende bij het grootgrondbezit. Dit doet echter geen afbreuk aan het boek. Bovendien blijft er voldoende aandacht voor de betekenis en de dynamiek van het grondbezit in goede én slechte tijden. Interessant in dit opzicht is de periode die start met Godert Willem baron van Dedem als landgoedeigenaar in 1879. Ten Hove omschrijft hem als actieve landheer, met een grote ‘landhonger’. Niet alleen wist hij tijdens zijn leven aanzienlijke hoeveelheden grond te verwerven. Ook legde hij de basis voor de huidige bezitsstructuur door in 1908 de N.V. Den Aalshorst te stichten, waarmee hij het voortbestaan van het landgoed als eenheid verzekerde.
Hier belanden we bij de grote toegevoegde waarde van het boek: het laatste deel, waarin de familievennootschap van 1908 tot 2000 centraal staat. Aan de hand van korte portretten van verschillende vennoten wordt de niet aflatende betrokkenheid van de familie met het bezit getoond. Geslaagde en minder geslaagde ontwikkelingen om de economische activiteit van het landgoed te vergroten als reactie op maatschappelijke veranderingen laten de voor instandhouding vereiste dynamiek zien. Daarmee weet Ten Hove overtuigend het karakteristieke en clichématige beeld te weerleggen van de buitenplaats als stille, besloten en onveranderlijke (binnen)wereld.
Willemieke Ottens