Op de plek van het huidige station Rotterdam Centraal en de Coolsingel bevond zich in de achttiende eeuw een ‘lanenrepubliek’ van pleziertuinen. Dit overgangsgebied tussen stad en platteland bestond uit speciaal aangelegde lanen waarlangs tientallen pleziertuinen met tuinkoepels waren aangelegd. Aanvankelijk kwamen de eigenaren hier om een dag te ontspannen en te genieten van hun tuintje; later werden de tuinhuizen groter en geschikt voor vaste bewoning. Aan het eind van de negentiende eeuw maakte stadsuitbreiding een eind aan deze pleziertuinen. Slechts de Eendrachtstuin en enkele straatnamen herinneren nog aan deze periode. Ook in andere steden waren aan de stadsrand tuinkoepels te vinden. De bekende filosoof Descartes woonde tijdens zijn verblijf in Utrecht in zo’n tuinpaviljoen langs de Maliebaan.
Deze en andere fascinerende verhalen over tuinkoepels staan in een onlangs verschenen bundel onder redactie van Martin van den Broeke en Wim Meulenkamp. Het boek kwam tot stand op initiatief van de DonderbergGroep, Stichting voor Follies, Tuinsieraden en Vermaaksarchitectuur. In een verhelderende inleiding over vormgeving, verspreiding en gebruik van tuinkoepels beschrijven de redacteuren de tuinkoepels als een ‘typisch Nederlands verschijnsel’. De eerste tuinkoepels of tuinoptrekjes verschenen al eind zestiende eeuw. Het waren ‘torenachtige, vierkante gebouwtjes met een puntdak en aan alle zijden ramen’ en zo gesitueerd dat je goed zicht had op de tuin. In de zeventiende eeuw nam het aantal tuinkoepels flink toe, niet alleen op grote buitenplaatsen maar ook in kleine pleziertuinen. De tuinhuisjes waren er in alle soorten en maten: van sierlijk gedecoreerd tot een eenvoudig houten ‘tentje’. De artikelen in de bundel belichten verschillende aspecten van de tuinkoepel. Zo vormden de koepels niet alleen een plek om thee te drinken, maar ook om te schrijven en te studeren. Eén artikel verhaalt over fabrikanten die zich stortten op de groeiende markt voor tuinhuisjes en andere tuinsieraden. Met de opkomst van een gegoede klasse nam de vraag hiernaar toe. Een enkele firma nam zelfs een ‘beslist beschaafd en welbespraakt persoon’ in dienst om als vertegenwoordiger haar tuinhuisjes en -meubelen te slijten. Twee artikelen gaan in op specifieke tuinkoepels die recent gerestaureerd zijn of herbouwd: het theehuis van Bredius in Woerden en de theekoepel van Buitenvreugd aan het water de Tocht in Hoorn. Deze laatste koepel herrees uit de grond nadat tijdens tuinarcheologisch onderzoek de fundering was ontdekt. De Vechtstreek ontbreekt niet in het boek. Behalve theekoepels hadden buitenplaatsen aan de Vecht vaak ook een speelhuis; aanvankelijk voor volwassenen, maar aan het eind van de achttiende eeuw ook speciaal voor kinderen. Deze speelhuizen waren bedoeld om hen te stimuleren in de vrije natuur deugden als zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid te ontwikkelen.
De bundel biedt een boeiende kijk op tuinkoepels als een van de beeldmerken van het buitenleven op Nederlandse buitenplaatsen.
Lenneke Berkhout
Martin van den Broeke en Wim Meulenkamp, Tuinkoepels. Een Nederlands verschijnsel. Utrecht: Eburon, 2021, 197 p., ill.