Columns

Dolkoppen

Buitenplaatseigenaren komen en gaan. Maar soms blijven ze aan je hangen. En weinigen blijven zo persistent aanwezig als de zonderlingen, de excentrieken. Ze zijn het neusje van de zalm van de bewonersgeschiedenis in buitenplaatsboeken. Daarbij geldt wel een stevige premisse: een dolkop uit het volk wordt gewoonlijk een dorpstype of een dorpsgek genoemd, een buitenissig kasteelheer (of -dame) is altijd een excentriek. Verschil moet er zijn.
Ondanks de bijna algemene aanname dat we in het nuchtere Nederland het type van excentriek niet kennen, moet ik van mening hierover verschillen. Goed, we hebben ze niet in karrenvrachten, maar ook wij kennen ons pensum. En excentrieken vormen tevens een van de meest aantrekkelijke aspecten van het buitenleven, al resteren vaak enkel de verhalen. Momenteel stel ik een boek samen over Nederlandse (en Belgische) excentrieken en zonderlingen, en een behoorlijk aantal (zeker de helft) van de ‘slachtoffers’ blijkt onder de noemer buiten- en kasteeleigenaren te vallen. Een aantal had uiterst merkwaardige gewoontes en opinies. Anderen weer waren gewoon geschift. En dan zijn er de gesjeesde kasteelbouwers, voldoende om er de wankele transen van een fiks luchtkasteel mee te bemannen.
Mijn favoriet is misschien Antoni de Raedt van Oldenbarneveldt, die in de vroege negentiende eeuw op De Morren bij Elburg gewoonlijk koeien fokte en de beesten zo liefhad (en ze iedere dag verwende met luxe mik en met talloze omhelzingen), dat hij jaarlijks lang, luid en hard weende wanneer hij de kudde ter slacht bracht. Ook liet hij alvast de nog bestaande grafkelder bouwen en bracht daarin vele middagen door met een gesuikerd jenevertje: om vast te wennen. Overbekend is, in ieder geval lokaal, Leonard Corneille Dudok de Wit alias Kees de Tippelaar, die op Slangevecht bij Breukelen woonde. U raadt het: hij wandelde veel, graag en ver. Maar vreemder nog was zijn neiging zijn gezelschap te zoeken in een uitgebreide collectie wassen poppen die hij rond zich op meubilair drapeerde of als groepjes in het park. Altijd aanspraak en nooit in de contramine. Jonkheer Alexander Verheyen uit Loon op Zand was ook opmerkelijk. Hij was doofstom maar dat leek hem niet te hinderen. Hij begon in 1897 eigenhandig, slechts met hulp van zijn Franse maîtresse, aan de bouw van zijn eigen nep-middeleeuws kasteel. Men zei dat hij van daaruit zijn tegenoverliggende familiekasteel wilde beschieten. Familie noch dorpsbevolking pruimden hem en saboteerden enthousiast zijn ondernemingen. Uit dwarsigheid bekeerde Verheyen zich tot de islam en liep in vol oriëntaals ornaat door het dorp. Hij verdween uiteindelijk in de Afrikaanse rimboe – het lijk werd nooit gevonden. Maar je moet ook velen weglaten: jonkheer Catharinus Henri Cornelis Ascanius van Sypesteyn, ‘de dood in het jasje’, rabiaat vrijgezel, stijfkop en querulant, die zijn nieuwbakken kasteel Sypesteyn net op de verkeerde plaats herbouwde en ook nog eens in achttiende-eeuws metselverband. Of jonkheer Egbert Lintelo de Geer, bouwer van het krankjorume ‘kasteel’ Kerckebosch, wiens wapenspreuk Non sine causa door guitige Zeistenaren vanwege ’s mans fleurige sokken werd omgekat tot ‘Niets zonder kousen’. De meest alomvattende excentriek was natuurlijk de zeventiende-eeuwer Everard Meyster van Nimmerdor en Doolombergh, auteur van tientallen vreemde volumes, practical joker, tuinaanlegger en schepper van de frase ‘De wereld is een key vol gecken, die aen haer eygen dwaesheyd trekken’. Nog eentje dan. Pierre Gustave Voûte. Die bezat het opulent ingerichte De Haere bij Olst, maar werd getraumatiseerd door zijn belevenissen tijdens de Parijse Commune van 1871. Veilig terug op De Haere was hij er toch van overtuigd dat ‘ze’ hem kwamen halen, en liet hij een verdedigbare ringmuur en twee torens bouwen. De restanten daarvan staan nog.
Wat nu is het belang van al die buitengewone levens? Grenzen kunnen enkel aangegeven worden door de excessen te verkennen. En, om nogal serieus te eindigen – de liberale filosoof John Stuart Mill stelde in zijn On Liberty uit 1859: ‘De mate aan excentriciteit in een maatschappij is over het algemeen proportioneel aan de mate van genie, geestelijke kracht en morele moed die deze omvat.’ Mooi gezegd toch.

Wim Meulenkamp is auteur. In 2020 verscheen zijn nieuwste boek, The English Folly. The Edifice Complex, dat hij schreef met Gwyn Headley