Columns

Twee doodgravers

Ik meen de duizenden bladzijdes van Theodor Fontanes vijfdelige Wanderungen durch die Mark Brandenburg nu tweemaal gelezen te hebben. En ik zal dat nóg wel een keer doen ook. Want behalve een begenadigd stilist en wonderzaam verteller is Fontane de doodgraver van een markant tijdperk in de Pruisische geschiedenis. Hij begeleidde de stoffelijke resten van de voortijdig overleden Duitse adel naar hun eigen groeve en richtte er dit monument voor op. In een aantal van zijn meesterlijke romans schilderde hij bovendien de toen reeds verdwenen wereld van de Bildungsbürger, zeg maar de vroege generaties Buddenbrook. Een verdwijnen dat nog veel meer valt te betreuren dan het verscheiden van die adel. Daarna restte in Duitsland enkel nog het dompe niets.
Een aanrader dus, voor wie zich er nog niet aan gewaagd heeft. Maar, ongeveer terzelfder tijd kenden we in Nederland een soortgelijk fenomeen: Jacob Craandijk. Dopers dominee, publicist en onvermoeibaar wandelaar. U raadt het: hij deed, ongetwijfeld
erdoor geïnspireerd, de massieve onderneming van Fontane nog eens over. En dan op eigen, Hollandse wijze. Want bij Craandijk is het allemaal wat meer ingetogen, stiller en omzichtiger. Maar toch. Acht deeltjes omvatten die Wandelingen door Nederland.
Craandijk deed zijn wandelingen, soms alleen, soms in gezelschap, in de late jaren 1870 en publiceerde de in de jaren 1880. Toen waren de eerste drie delen van Fontanes magnum opus al hoog en droog gepubliceerd (in 1862-1863 en 1873). Beide werken, van Fontane en Craandijk, hebben één kwaliteit gemeen. Ze presenteren een persoonlijk gekleurde reportage van het kastelen- en buitenplaatsenlandschap, maar meteen ook van de oprukkende Moderne Tijd, het teloorgaande ambacht, de krimpende domeinen met hun rietvelden en met hun eendenkooien. Ertussendoor sjokken de walmende treinen en de lijzige rivierstomers. De nostalgie is ingebouwd. Die nostalgie is echter niet vals, maar inherent.
Craandijk heeft een voor ons in Nederland onvervangbare waarde. Je eerste actie in geval van een buitenbezoek is: wat zegt Craandijk? O wee wanneer hij deze of gene buitenplaats links heeft laten liggen, een dorp ongepasseerd liet of een landstreek niet
bezocht. We zijn zonder anker. We zijn verweesd. Stilistisch is hij soms wat onbeholpen, al helemaal in vergelijking met de Pruisische Grote Broer. Geen nood; zijn Wandelingen zijn nog altijd vele malen gelukkiger in uitdrukking dan het droge
Pierlalaproza van latere verhandelingen. Lees je daar tien bladzijdes van, je wil je subiet van kant doen. Neem je evenwel Fontane of Craandijk ter hand, je grijpt je ransel, doet er wat leeftocht in, een verschoning of twee, en gaat en route. Zuiver documentair bewees Craandijk mij redelijk recent nog zijn waarde voor wat betreft dat beeld dat zo prominent op Soestdijk aanwezig is, rustend op een rustiek voetstuk en middenin een siervijvertje. Dit alles à propos een samen te stellen rapport over een heel ander aspect van Soestdijk (de cementrustieke brug). Het bewuste beeld wordt zowel in de officiële gids als op het uitlegbordje kortweg omschreven als een ‘Venus’. Maar wie het vierde deel van de Wandelingen openslaat, leest daar dat het gaat om ‘een wonderschoon beeld – een “Donauweibchen” [welk] op een rotsblok een onvergelijkelijke bevalligheid ten toon spreidt, voor den ingang der veranda […].’ Donauweibchen? Geen Venus. Dat verklaarde ook die zwik aan vissen op haar schoot. Het bleek nota bene een speciaal door Willem III aangeschafte kopie van het origineel in Wenen.
Maar Craandijk lezen over Soestdijk, dat was blijkbaar wat veel gevraagd. Oude meuk immers. En hoeveel vóór en tégen gaat er niet schuil achter een passage bij Craandijk over het buiten Over-Holland aan de Vecht, waar hij een nu verdwenen nep-ruïne beschrijft als ‘het altijd eenigszins verdachte sieraad eener kunstmatige ruïne […].’ Hoezeer niet blijken zijn teksten ons tegenwoordig een toetssteen voor heden en verleden van het buitengebied. Dat maakt Craandijks Wandelingen nog steeds, of beter: des te meer verplichte kost voor tegenwoordige lezers. En misschien leren ze nog wat van ’s mans literaire stijl.

Wim Meulenkamp is auteur en voorzitter van De DonderbergGroep